Het Warmtebedrijf Ede publiceerde vorige week een eigen evaluatie van de warmteuitval van 7-9 januari 2024. Deze verbloemt de werkelijke problemen bij het bedrijf en lijkt vooral bedoeld te zijn om de ACM, Omgevingdienst de Vallei, het college van B&W en de gemeenteraad een rad voor ogen te draaien.
In een document van 20 pagina’s bevestigt het Warmtebedrijf Ede in feite wat de Edese Vos vijf weken eerder (!) al openbaar had gemaakt op basis van interne bronnen: er is te nat gestookt en het hele systeem liep daardoor vast.
Hiermee lijkt het Warmtebedrijf de vlucht naar voren te kiezen. In het rapport wordt beweerd dat er eerst een uitgebreid intern onderzoek nodig was om de echte oorzaken boven water te krijgen, maar het bedrijf wist al vanaf het begin wat er aan de hand was en heeft dat achtergehouden voor de gemeente en de Edese bevolking.
Evaluatie in een PR-jasje
De evaluatie die er nu – bijna twee maanden later – ligt is van een PR-jasje voorzien. Zo verscheen er op woensdag 28 februari, de dag dat het rapport verscheen, ook meteen een advertorial in Ede Stad. De tekst van deze advertorial is de managementsamenvatting van de evaluatie.
Wat direct opvalt is dat niet de klanten centraal staan in deze advertorial, maar het warmtebedrijf zelf. Want al in de eerste zin lezen we dat “het nieuwe jaar begon met een vervelende situatie voor het Warmtebedrijf Ede,” namelijk “verminderde warmtelevering”. De Edese huishoudens die door het bedrijf in de kou waren gezet worden niet genoemd, noch aangesproken.
Vervolgens wordt de oorzaak meteen verlegd van het Warmtebedrijf Ede, de warmteleverancier, naar Bio-energie de Vallei, de warmteproducent. Het is misgegaan bij ‘de opweklocaties’ (de biomassacentrales), niet bij het warmtebedrijf, zo lijkt de boodschap. Maar deze bedrijven zijn ‘zusjes’ van elkaar en worden vanuit hetzelfde hoofdkwartier, Energie voor Elkaar aan de Telefoonweg, aangestuurd.
Wat het bedrijf niet vermeldt
Na de vaststelling van de verminderde warmtelevering “is er opgeschaald in personele inzet, warmteproductie, noodvoorziening en communicatie.”
Wat het bedrijf niet vermeld is dat er al veel langer sprake is van structurele ondercapaciteit bij de biomassacentrales, met alle gevolgen van dien. Hierdoor kan er niet snel en effectief worden ingegrepen als er iets mis gaat. Het gaat ook ten koste van de veiligheid.
Wat de advertorial ook achterwege laat is het feit dat de genoemde “warmteproductie en noodvoorziening” gas en diesel betreffen en dat de dieselheaters nog tot en met 31 maart in bedrijf blijven ook. Kennelijk zijn die nodig om de winter überhaupt aan te kunnen. Toch wordt in de advertorial eufemistisch gesproken over “duurzame energie installaties” en “een slim, groen warmtenet.” Het mantra waarvan je je afvraagt of het bedrijf het zelf nog wel gelooft.
Let op de compensatieplicht!
Waren eerst 2.000 huishoudens getroffen, nu doet het warmtebedrijf voorkomen alsof maar 719 woningen getroffen zijn en dat daarbij toch nog 90 procent van de warmtevraag is geleverd. Hier speelt mogelijk een geldkwestie. Het warmtebedrijf is wettelijk verplicht om de getroffenen binnen 20 weken compensatie uit te betalen. Als nu wordt geclaimd dat minder klanten zijn getroffen en toch nog 90 procent warmte is geleverd, let dan goed op of je straks wel eerlijk wordt gecompenseerd.
Incident of structureel probleem?
Volgens de evaluatie kwam de warmteuitval door “een combinatie van factoren die op ongelukkige wijze samenkwamen.” Zo worden genoemd:
- Een periode van 4 maanden waarin het bovengemiddeld regende. “Dit had een negatieve invloed op de kwaliteit van de biogrondstoffen.” Oftewel: de snippers waren veel te nat. Dat het bedrijf zelf geen overdekte opslag had geregeld en structureel biomassa inkoopt van slechte kwaliteit is achterwege gelaten. “Hierdoor zijn uitzonderlijke stookprotocollen van toepassing,” wat in gewoon Nederlands betekent: omwonenden zitten hierdoor in de rook en stank.
- Er zou “een verkeerde inschatting” zijn gemaakt, die vervolgens zo snel mogelijk is hersteld. Wat niet wordt vermeld is dat er sprake is van structureel verkeerde inschattingen in de bedrijfsvoering, oftewel mismanagement, zoals externe deskundigen én interne bronnen de Edese Vos al lieten weten.
- Na de uitval kost het tijd om weer op te starten. Ja, logisch. Maar het kernpunt is dat deze uitval vermijdbaar was.
Schadelijke uitstoot en filters
De genoemde situatie zou “geen nadelige gevolgen op het milieu hebben gehad.” Dit is een onwaarschijnlijke claim. Bij nat stoken en het opnieuw moeten opstarten van de ketels komt schadelijke uitstoot vrij die niet goed kan worden gefilterd omdat daarvoor een temperatuur van pakweg 950 graden nodig is.
“Alle filters zijn in bedrijf gebleven, met als gevolg dat Bio-energie de Vallei binnen de gestelde emissiewaarden en vergunning bleef,” aldus de advertorial. Een van de prettige bijkomstigheden van maar 1x per jaar de uitstoot meten is dat een bedrijf gerust kan claimen dat het binnen de normen bleef. Niemand kan dat controleren.
“Er zijn de nodige maatregelen getroffen,” maar welke dat concreet zijn blijft voor buitenstaanders onduidelijk. Er wordt gesproken over “protocollen” en “werkwijzen.” Dat kun je aannemen of niet.
Wat betekent ‘hybride’?
Om een soortgelijke situatie te voorkomen worden de ‘duurzame energie installaties’ nu omgebouwd naar ‘hybride installaties’, lezen we. Dit heet het ‘Schoner dan Fossiel’-concept. Prachtige ‘newspeak’ (pretentieuze retoriek in Orwell’s 1984). Ten eerste stond dit al op de planning, los van de ‘storing’ in januari. Ten tweede, als die installaties nu omgebouwd moeten worden om ‘schoner dan fossiel’ te worden, zijn ze kennelijk op dit moment helemaal niet zo duurzaam.
Zoals de Edese Vos al onthulde wordt nu vooral op gas, diesel en biomassa van slechte kwaliteit gestookt. Er wordt ondanks de PR-verhalen over BIT nog geen datawarmte gebruikt. ‘Hybride’ is verbloemend taalgebruik voor ‘we schakelen ook wat warmtepompen bij en hopelijk in de toekomst geothermie‘.
Zwarte piet voor de gemeente
In het rapport krijgt de gemeente Ede een zwarte piet toegeschoven. Deze heeft namelijk geen vergunning willen afgeven voor een overdekte opslag voor biomassa aan de Maanderdijk. Eigenlijk komt het dus door de gemeente dat de snippers nat zijn geworden en het warmtebedrijf “niet adequaat” kon werken. Maar het bedrijf had de biomassa ook kunnen afdekken of een overdekte opslag kunnen huren.
Er wordt direct een politieke zet gedaan: het warmtebedrijf gaat opnieuw een vergunning aanvragen voor een opslag in Ede en de gemeente zal het nu vast wel uit haar hoofd laten deze te weigeren.
De advertorial eindigt met het benadrukken van de ‘duurzaamheidsmissie’ van het warmtebedrijf en de biomassacentrales. Er zou veel waarde worden gehecht aan “de informatiestroom richting en samenwerking met bewoners en de gemeente Ede.” Maar als het warmtebedrijf hier werkelijk aan hecht, had ze ook meteen openheid van zake kunnen geven in plaats van de oorzaken bijna twee maanden achter te houden. Ook zou het dan helpen om vragen van de lokale pers transparant te beantwoorden in plaats van deze te boycotten.
Halve waarheden en hele leugens
Het verhaal dat het Warmtebedrijf Ede nu naar buiten brengt hangt van halve waarheden en subtiele manipulaties aan elkaar. De echte problemen in het bedrijf worden verbloemd. Zo wordt op pagina 9 van de evaluatie beweerd:
“Nadrukkelijk moet worden gemeld dat een verminderde warmtelevering als deze voor de eerste keer is voorgekomen en dat het omgaan met een verminderde warmtelevering als deze, voor iedereen nieuw is.” Dit is niet waar. De Gelderlander kopte op 6 januari 2017: ‘Stadswarmte in Ede valt uit tijdens bitterkoude nacht’. Een dag later stond het ook bij de NOS. Hierbij werden 1.300 huishoudens getroffen. Volgens directeur Valentijn Kleijnen was het toen ook de eerste keer. Het zou binnen anderhalf uur gefikst zijn, maar vanwege uitval van de ketels duurde dat veel langer.
In het evaluatierapport wordt gesteld dat 30-55% vocht in de biomassa ideaal is. “Waarom mag het zo vochtig zijn? Vocht is een prima parameter om de temperatuur van de vuurhaard te sturen. De ketels zijn er op gebouwd en met de instellingen bij het normale bedrijf met een vuurhaardtemperatuur tussen de 800-1.000 graden Celsius doen ze het uitstekend. Vooral te droge grondstof is bij normaal bedrijf niet praktisch, aangezien de ketel, met het metselwerk aan de binnenzijde, daar niet op is ontworpen.” En: “De ketelinstallatie is gemaakt om zeer vochtige biogrondstoffen te kunnen verwerken, het vergt wel stookkunst van de betreffende operator.”
‘Nat stoken is innovatief’
Een procesoperator van het warmtebedrijf stelt echter dat voor deze KARA-installaties 25% ideaal is. Daarnaast wordt veel laagwaardige biomassa verstookt, met als gevolg dat de ketels snel vervuilen. In het rapport wordt dat positief geduid als “innovatieve diversificatie van biobrandstoffen,” maar van de interne bronnen bij het warmtebedrijf horen we steevast dat dat in hun optiek ‘rotzooi’ is. Het bedrijf wordt dus door de eigen medewerkers tegengesproken.
Ook omgevingsdeskundige Cor Coenrady bevestigt in zijn advies aan de Edese gemeenteraad dat deze installaties behoren te worden gestookt met brandstoffen met een vochtpercentage van minder dan 25%. “Biomassa met een hoger vochtpercentage is mogelijk wanneer er – net als bij afvalverbrandingsinstallaties – sprake is van een een schuin aflopend verbrandingsrooster, waarbij het vuur de toegevoegde biomassa eerst voordroogt. Ik weet niet of deze KARA-installatie een schuinaflopend verbrandingsrooster heeft. Soms ligt het verbrandingsrooster bij KARA ook gewoon vlak en dient met hoogcalorisch hout (met 25% vocht) te worden gestookt.”
“Voor het verbranden van biomassa geldt de zogenaamde ‘Driehoek van Tanner’,” verduidelijkt Coenrady. “Daaruit blijkt dat 48% vocht de maximale hoeveelheid water is wat in een brandstof mag zijn. Daarboven val je buiten de Driehoek en is er geen sprake meer van brandbaar materiaal. Dat er sprake kan zijn van een ideale situatie van 55% vocht in de biomassa acht ik volstrekt onjuist. Als je biomassa buiten laat liggen is dit wel de gangbare praktijk.”
Medewerkers klagen over amateurisme
Oftewel, het Warmtebedrijf Ede hangt hier een zwamverhaal op. En er ontbreekt volgens Coenrady een belangrijke maatregel in de evaluatie: “Het continu meten en registreren van representatieve verbrandingsparameters (vuurhaardtemperatuur; zuurstofpercentage in de vuurhaard, concentratie koolmonoxide en onverbrande koolwaterstoffen in de rookgassen). Zoals eerder aangegeven moet de gemeente Ede per maatwerkbesluit nadere eisen stellen aan de verbranding van biomassa.”
In de evaluatie wordt benadrukt dat “de verminderde warmtelevering de professionaliteit en samenwerking intern heeft versterkt.” Echter, daags na de publicatie van het rapport ontving de Edese Vos alweer appberichten waarin medewerkers van de centrales klagen over onderbezetting, slechte interne communicatie bij problemen, gebrekkige opleiding van nieuwe medewerkers, en te slechte biomassa.
Hopelijk slikken de ACM, Omgevingdienst de Vallei, het college van B&W en de gemeenteraad van Ede deze evaluatie met halve waarheden en hele leugens niet voor zoete koek.
NASCHRIFT 28 mei 2024: Inmiddels is bekend geworden dat het Warmtebedrijf Ede weigert de gedupeerde klanten te compenseren.
Oerdegelijk en goed verwoord!
Zo wordt (is) E.V. een niet te negeren medium.
Complimenten!