Terwijl tientallen gemeenten hun geheime overlegpraktijken inmiddels hebben afgeschaft, blijft Ede vasthouden aan besloten bijeenkomsten – ondanks waarschuwingen van juristen, bestuurskundigen en de minister.
Twee jaar geleden onthulde onderzoeksjournalist Gep Leeflang van de Stentor dat Nederlandse gemeenten, waaronder Ede, op grote schaal de wet overtreden met raadsbijeenkomsten achter gesloten deuren, de zogenaamde ‘achterkamertjes’. Ook de Edese Vos liep hier met grote regelmaat tegenaan en besloot de kwestie journalistiek te agenderen.
Afgelopen zondag publiceerde de Stentor een update in dit dossier. In twee artikelen wordt de terugkeer naar openbaarheid in tientallen gemeenten vergeleken met de halsstarrigheid elders.
Wet wordt bewust omzeild
Zoals de Edese Vos eerder aankaartte, werkt ook de Edese gemeenteraad met een parallel vergadercircuit dat zich aan het zicht van burgers en journalisten onttrekt. Door informele sessies, technische briefings, presidiumoverleggen, commissievergaderingen e.d. te beleggen – feitelijk raadsbijeenkomsten, maar onder een andere naam – proberen bestuurders en volksvertegenwoordigers de openbaarheidsplicht te omzeilen.
In Ede zien we dat bij het formatieproces, werkbezoeken van de raad, lobbykamertjes voor bedrijven in het raadhuis, besloten Presidium-overleggen, besloten raadsbijeenkomsten op de Hoge Veluwe, het achterhouden van financiële stukken voor burgers die raadsleden wél onder geheimhouding mogen inzien, en het achterstellen van de pers zodat die haar controlerende rol niet goed kan vervullen.
Volgens bestuursrechtjurist Annemarie Drahmann, geciteerd in de Stentor, is dat juridisch onhoudbaar. “Of de gemeente het een ‘vergadering’ noemt of ‘bijeenkomst’, doet er niet toe,” aldus Drahmann. De bedoeling van de wet is glashelder: alles is openbaar, tenzij er een wettelijke reden is voor geheimhouding.
Drahmann wijst erop dat de wetsgeschiedenis – de toelichtingen en debatten bij het opstellen van de wet – geen ruimte laat voor creatieve interpretatie. Gemeenten horen vergaderingen aan te kondigen en de agenda vooraf te publiceren. Pas bij aanvang kan dan eventueel besloten worden tot geheimhouding. Nu gebeurt dat stelselmatig niet.
Burgers buitensluiten werkt averechts
De impact van die geslotenheid is volgens professor bestuurskunde Michiel de Vries niet alleen juridisch maar ook democratisch riskant. “Als je burgers niet vanaf het begin betrekt, kweek je onrust,” waarschuwt hij. “Je riskeert dat ze het vertrouwen verliezen, of zelfs in verzet komen. Dan is het niet meer alleen Extinction Rebellion of extreemrechts die het zat zijn, maar een breed deel van de bevolking.”
Het argument dat beslotenheid zorgt voor een ontspannen sfeer of ‘vrijer debat’ weegt niet op tegen het fundamentele uitgangspunt van onze democratie: transparantie. Juist als er grote maatschappelijke onderwerpen op tafel liggen – zoals bezuinigingen, woningbouw of energieproblemen – hebben inwoners recht op volledige inzage.
De Vries noemt het “onverantwoord” dat tientallen gemeenten blijven volharden in een praktijk die in strijd is met de wet. “Vergelijk het met een inbreker die van tevoren opschrijft dat hij een huis mag betreden – dat maakt het nog niet legaal,” zegt hij. Hij roept op tot harde maatregelen. “De minister moet gemeenten die de wet blijven negeren financieel aanpakken, bijvoorbeeld via het Gemeentefonds.”
Zelfs Urk en Staphorst gooiden het roer om
Andere gemeenten, waaronder het behoudende Urk en Staphorst, gooiden het roer om en kozen er expliciet voor om voortaan openbaar te vergaderen. In Urk werd de Wet open overheid er nog eens bij gepakt nadat een raadslid vroeg waarom een bijeenkomst achter gesloten deuren plaatsvond. In Staphorst werden de raadsvergaderingen in overleg met het ministerie en de VNG aangepast. Ook Kampen, Hardenberg, Olst-Wijhe en Roermond hebben inmiddels afscheid genomen van hun achterkamertjescultuur.
De vraag is waarom Ede dit voorbeeld van transparantie niet volgt en blijft volharden in een niet-democratische praktijk. Dat de cultuur hardnekkig is, is geen excuus meer. De wet is duidelijk. De praktijk elders toont aan dat het anders kan. En het publieke belang vraagt erom.
Zo lang er geen politieke besluitvorming plaatsvind tijdens deze z.g. informele overleggen is er volgens de gemeentewet niets wat het daglicht niet kan verdragen. Ik vind het dan ook niet zo raar dat toehoorders buiten deze overlegfora worden geweerd. Journalisten vinden dat natuurlijk verschrikkelijk en doen alsof de democratie hierdoor pijn wordt gedaan, ik vind dat sfeermakerij. Het is in de wet vrij scherp gesteld wanneer bijeenkomsten openbaar moeten zijn. Deze wet is volkomen democratisch tot stand gekomen. Er zijn in Nederland 348 gemeenten dus tientallen die z.g. helemaal transparant zijn neem ik ook met een korreltje zout.
Het klopt dat de Gemeentewet ruimte laat voor besloten overleg, mits daar geen formele besluitvorming plaatsvindt. Maar juist in die ‘informele’ setting worden vaak de politieke lijnen uitgezet, worden raadsleden beïnvloed en ontstaan de contouren van besluiten die later slechts formeel worden bekrachtigd. Dat maakt het journalistiek en democratisch relevant.
De wet is inderdaad democratisch tot stand gekomen, maar wordt in de praktijk op veel plekken opgerekt of strategisch geïnterpreteerd – soms op een manier die juist het publieke debat ondermijnt. Dat tientallen gemeenten ervoor kiezen om dit soort overleggen inmiddels wél openbaar te maken, laat zien dat het anders kan. Transparantie is geen dogma, maar een keuze voor openheid richting burgers.
Wij vinden het belangrijk dat inwoners kunnen volgen hoe besluiten tot stand komen. Dat is geen sfeermakerij, dat is journalistiek vakwerk – en in onze ogen een wezenlijk onderdeel van een gezonde lokale democratie.
Logisch dat je het stuk verdedigt. Mijn mening als burger is dat het besluitvormingsproces volgens het veelgebruikte BOB-model voldoende ruimte biedt om geïnformeerd te kunnen worden. Trouwens journalistiek moet ook uitdagend blijven toch anders wordt het verslaggeving.
Het valt wel op dat je in vrijwel elke discussie de reflex hebt om het voor het bestuur op te nemen. Dat mag natuurlijk – de overheid mag zich gelukkig prijzen met zulke loyale burgers die het beleid steevast van een opgestoken duim voorzien. Maar het is goed om scherp te houden: dat is níet de rol van de journalistiek.
Onze taak is niet om beleid te ondersteunen, maar om te onderzoeken wat er buiten beeld blijft. Wat jij als transparant ervaart, wordt door anderen juist als een tekort ervaren. En ook veel raadsleden gaan hierin verontrustend loyaal mee. Juist dat maakt de situatie zorgelijk. Want als raadsleden informele besluitvorming normaal gaan vinden, wie bewaakt dan het open proces?
Neem de businesscase voor Friso: miljoenen aan publiek geld, zonder dat inwoners mogen inzien waarop dat bedrag gebaseerd is. Terwijl op andere terreinen – zorg, armoede, welzijn – wordt bezuinigd. In zo’n context is transparantie geen luxe, maar een democratische plicht.
En ja, wij vinden dat journalistiek moet schuren waar macht zich aan het zicht onttrekt. Niet om het spannend te maken – maar omdat burgers recht hebben op eerlijke en volledige informatie over hoe besluiten tot stand komen. Dat is geen stokpaardje van journalisten, maar een fundamentele beroepshouding. En een visie die breed gedeeld wordt – ook door bestuurskundigen, juristen en de minister van BZK.
Deze discussie speelt landelijk. En vroeg of laat zal de rechter zich erover moeten uitspreken. We zijn benieuwd hoe dat uitpakt.