Een zoönose is een infectieziekte die van dier op mens kan worden overgedragen. Hoe groot is de kans dat we er in Ede mee te maken krijgen? Welke risico’s lopen we door de vele boerenbedrijven in de Gelderse Vallei?
In het vorige artikel legde ik uit wat zoönosen zijn, welke we kennen en wat er al aan wordt gedaan. Deze keer: hoe groot is het risico op zoönosen in onze eigen regio?
Wetenschappelijk is dat niet zo makkelijk te bepalen. Dat komt omdat ziektes opkomen en dan soms weer (een tijdje) verdwijnen, terwijl weer andere ziekteverwekkers muteren. Uit deze mutaties kan een nieuwe zoönose ontstaan, die op zijn beurt weer om zich heen kan grijpen. Het is dus lastig te zeggen welke zoönosen er precies een bedreiging vormen én waar ze dat doen. Wel is duidelijk dat sommige zoönosen al enige tijd niet meer in Nederland voorgekomen zijn, waar andere juist voor het eerst, of recent vaker voorkomen.
Van vogels naar varkens naar mensen
Daarnaast is er ook een risico dat vogelgriep zich met andere infuenzavirussen vermengt. Zo kan een influenzavirus van vogels of mensen overspringen naar varkens en zich daar met ‘oude’ varkensgriepen vermengen. Hoogleraar ‘Gezondheidzorg landbouwhuisdieren’ Arjan Stegeman van de Universiteit Utrecht laat aan de NOS weten dat een varken een ideale tussengastheer is. Zo bevatten varkens volgens Stegeman “veel virussen die pandemisch zijn geweest bij de mens en die dus goed op ons lichaam zijn aangepast. Als een vogelgriepvirus in een varken combineert met zo’n oud virus, dan maakt dat de overstap naar de mens gemakkelijker.”
Volgens het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is er in Nederland tot op heden echter nog nooit een varken besmet geraakt met hoogpathogene vogelgriep. Maar Trouw meldde vorige week dat het virus in de VS al is overgegaan op koeien en geiten, wat een zorgwekkende ontwikkeling is. Naast de economische gevolgen betekent dit ook dat de mens (door de dieren en de melk) meer kans heeft op contact met het vogelgriepvirus.
Er wordt geschat dat tegenwoordig 60 tot 75 procent van de infectieziekten die mensen kunnen krijgen van dieren afkomstig is. Omdat er in Nederland veel wilde dieren, vee en mensen dicht op elkaar wonen, is er een reële kans dat mens en dier elkaar tegenkomen en dat besmetting plaatsvindt. Uit onderzoek blijkt dat mensen die veel met dieren in contact komen (bijvoorbeeld op een veehouderijbedrijf) een grotere kans hebben om ziek te worden. Echter blijkt ook dat deze mensen vaker antistoffen hebben dan andere mensen. Zo is eerder aangetoond dat mensen die in de buurt van een geitenhouderij wonen een grotere kans hebben op het oplopen van longontsteking. Waardoor dit precies komt wordt momenteel onderzocht door diverse universiteiten en het RIVM. De resultaten van dat onderzoek worden eind 2024 verwacht.
Hoge concentratie dieren in de Vallei
Of en hoeveel risico op een zoönose je loopt in Ede is dus niet te zeggen. Maar we weten wel dat de Gelderse Vallei binnen Nederland relatief veel dieren herbergt, zowel wild als gehouden. Uit een landelijke vergelijking blijkt dat de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM) de hoogste dichtheid van runderen heeft ten opzichte van de rest van Nederland. Ook voor geiten (3de), kippen (3de), varkens (5de) en pony’s/paarden (6de) is er een hoge vertegenwoordiging. Tijdens de Q-koortsepidemie ontving ruim één op de zes Gelderlanders (375.000 huishoudens) een brief met informatie omdat zij vlak bij een geitenhouderij woonden. Dit illustreert hoe dicht mens en dier hier op elkaar wonen.
De ruim 600 veehouders in de gemeente Ede huisvesten volgens het CBS in 2023 samen 146.709 runderen, 22.065 geiten, 1.302 paarden en 166.912 varkens. Tel daar zo’n 4.200.000 stuks pluimvee én een onbekend aantal wilde dieren bij op, en je realiseert je dat de kans dat dieren elkaar óf mensen in Ede tegenkomen en besmetten redelijk groot is. Zo werd in januari 2022 vogelgriep vastgesteld op een Edese eendenfokkerij. De 3.000 dieren werden geruimd, en bedrijven in de regio werden op vogelgriep getest en kregen een vervoersverbod.
Vorige week werd bekend dat de ophokplicht voor pluimvee, een maatregel om het risico op vogelgriepbesmetting te beperken, is opgeheven, met uitzondering van de Gelderse Vallei en de Limburgse Peel. Vogels afschermen voor wilde vogels is binnen onze regio nog steeds verplicht voor boeren die meer dan 250 fazanten, loopvogels of sierwatervogels houden. Het risico is nu ingeschaald op laag-medium, maar die schattingen zijn onzeker, laat het Ministerie van LNV weten.
Bij overheden op de radar
In het Regionaal Risicoprofiel analyseert de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden elke vier jaar de regionale veiligheidsrisico’s. Hierin neemt het ook de kans op en risico’s van zoönosen mee. In het Regionaal Risicoprofiel 2023 beschrijft de VGGM de kans op zoönosen als “mogelijk” met “zeer ernstige gevolgen.”
De gemeente Ede lijkt zich ook bewust te zijn van de risico’s van zoönosen. Zo wordt in de Notitie ‘Reikwijdte en Detailniveau Kernhem’ geschreven dat de gemeente bij de bouw van nieuwe woningen “rekening moet houden met het risico op zoönose” en dat “de afstand tussen nieuwe woningen en de bronnen (agrarische bedrijven) van belang is.” Dit omdat “de concentraties van deze stoffen (zoönoseverwekkers –red.) afnemen naar mate de afstand tot de bron toeneemt.”
De expertgroep Zoönosen adviseert in haar rapport ‘Zoönosen in het vizier‘ (2021) onder andere om de dichtheid van veehouderijen en het aantal dieren te verminderen. Zowel het aantal veehouderijen (van 37.245 in 2007 naar 31.070 in 2024) als het aantal gehouden dieren in Nederland is de laatste decennia licht afgenomen. Maar de gemiddelde grootte van een veehouderij is juist gestegen. Minder – maar relatief grotere – veehouderijen betekent dat een bedrijf minder snel een naburige veehouderij besmet, maar dat er per bedrijf wel relatief meer dieren geruimd worden als er een zoönose-uitbraak plaatsvindt.
Altijd handen wassen!
Volgens Wim van der Poel van Wageningen University & Research – lid van de Expertgroep ‘zoönosen’ en medeauteur van ‘Zoönosen in het vizier’ – is het vooral belangrijk dat de bewustwording rondom zoönose onder Nederlanders toeneemt. “We willen mensen helemaal niet bang maken voor contact met dieren, maar juist laten zien wat zoönose is. Je kunt gewoon naar het bos, een boerderij of kinderboerderij toe, als je daarna maar ‘normale’ hygiënemaatregelen neemt. Dus: handen wassen! En als je vermoedt dat je ziek bent geworden van een dier, meteen je huisarts raadplegen.”
Zoals veearts Tim van Sprang deze week in een reactie op het eerste artikel al aangaf blijkt uit Europees onderzoek dat voor mensen de keuken een grotere potentiële infectiebron is dan de stal, met name voor salmonella en Campylobacter. Ook hier geldt: een goede hygiëne is de basis.
Concluderend: het risico op zoönose in Ede en de Gelderse Vallei is op de radar van de overheid en instanties, maar moeilijk te voorspellen. In onze regio, waar mens en dier dicht op elkaar wonen, is zoönose dus nooit ver weg. Iets wat ook het ‘Nationaal Actieplan Versterken Zoönosenbeleid’ (2022) concludeert: “Het is onmogelijk om het risico op zoönosen volledig uit te sluiten.” Dit verhaal kan dus heel goed nog een staartje gaan krijgen.