Ton van der Ham studeerde journalistiek aan de CHE in Ede. Als onderzoeksjournalist bij Zembla werd hij een bijter in zijn vak en lag regelmatig overhoop met voorlichters.
Voorlichters, beroepsleugenaars die de pr-praatjes van hun werkgever uitdragen en alles doen om de reputatie van hun broodheer te beschermen. De journalist is natuurlijk de held die ten dienste van het algemeen belang tot het gaatje gaat om de waarheid boven tafel te krijgen. Althans, volgens het stereotype zelf- en vijandbeeld van de journalist. Woordvoerders hebben zo ook hun clichés over journalisten. Dat zijn onredelijke drammers die vanuit vooringenomenheid proberen je in een negatief daglicht te stellen, zodat ze kunnen scoren met een verhaal.
Met dit soort onbegrip liggen aanvaringen natuurlijk op de loer. Zoals vijf jaar geleden tussen Van der Ham en Eric Trinthamer, destijds woordvoerder van het Utrechts Medisch Centrum. De journalist had ontdekt dat er rottigheid in het ziekenhuis was en wilde een informatiebijeenkomst daarover filmen. Trinthamer zag dat niet zitten en sommeerde de lastpak om te vertrekken. Dat zag er op TV zo uit:
Trinthamer deed aangifte tegen de journalist voor huisvredebreuk, wat Van der Ham een hoop gedoe met het OM opleverde. Hij kreeg ten onrechte een strafblad, een rechterlijke dwaling die pas enkele weken geleden, na onderzoek van de Nationale Ombudsman, officieel is rechtgezet. De persvrijheid is gelukkig een grondrecht.
Hoe kunnen pers en pr constructiever samenwerken?
Hoe komt het dat de relatie tussen voorlichters en journalisten soms zo gespannen is? Is het mogelijk om voorbij het wantrouwen te kijken? Kunnen beide beroepsgroepen ook eerlijk op zichzelf reflecteren? Hoe kunnen pers en pr constructiever samenwerken?
Afgelopen november tijdens de jaarlijkse conferentie van de Vereniging voor Onderzoeksjournalisten (VVOJ) gaven Van der Ham en Trinthamer gezamenlijk een therapeutisch seminar over de relatie tussen onderzoeksjournalisten en voorlichters. Na een open gesprek hadden ze elkaar toch weer gevonden.
Van der Ham was nog een stap verder gegaan. In het kader van een onderzoek zocht hij de woordvoerders op met wie hij eerder in zijn werk een confrontatie had gehad. Hij wilde beter begrijpen waar het mis ging en hoe het beter zou kunnen. Daar is een mooi boek uitgerold: ‘Voorbij het wantrouwen’. Het geeft een bijzonder inkijkje in de overwegingen, belangen en aanpak van beide beroepsgroepen.
Zelf heb ik aan beide kanten van het spectrum gewerkt. De meeste jaren als journalist, maar ook 7 jaar als communicatieadviseur bij een groot ingenieursbureau, en freelance als marketingconsultant voor bedrijven en organisaties. Heel nuttig om ook ‘de andere kant’ te kennen, dat helpt mij in mijn contact met woordvoerders. Ik ken de trucs van het communicatievak, maar begrijp ook de belangen, en probeer daarin zowel de scherpte als de redelijkheid te zoeken. Uiteindelijk zijn burgers gebaat bij een zorgvuldige uitwisseling van informatie, zodat er een zo volledig mogelijk beeld ontstaat van wat er aan de hand is.
Zelf spreek ik liever van een ‘verhouding’ tussen pers en pr dan van een relatie. Relatietherapie is dus niet nodig. Het moet altijd wat schuren, dat houdt iedereen scherp. Het is ook belangrijk om als journalist rolvast en onafhankelijk te blijven, je functioneert immers als ‘tegenmacht’ voor de macht van overheden en bedrijven. Maar een open houding naar elkaar is wel belangrijk. Dit vraagt van zowel journalisten als voorlichters dat zij op zichzelf kunnen en willen reflecteren, én moeite doen om zich in de ander te verplaatsen. Dit boek is daar een goede aanzet voor.